
In het kader van Amsterdam 750
Amsterdam Museum, locatie Hermitage
14 december 2024 t/m 31 augustus 2025
Officiële opening
donderdag 12 december 2024 door burgemeester Femke Halsema
Iris Kensmil en Wendela de Vries maakten beiden een portret van Cindy Kerseborn voor de expositie ‘Vrouwen van Amsterdam, een Ode’ in het kader van Amsterdam 750.

Cindy, je was zo’n kleurrijk persoon, in alle opzichten!
Lieve, onvergetelijke Cindy,
In oktober 2014 ging mijn mobiele telefoon. Ik hoorde een keurige stem die mij met ‘u’ aansprak. Je stelde je voor: Cindy Kerseborn, documentairemaker. En je vroeg of ik mee wilde doen aan een expositie rond de bekende auteur Astrid H. Roemer. Je had alles al uitgezocht en geregeld: de lokatie, de vergoeding en de publiciteit en je was bezig in totaal 9 internationale kunstenaars uit te nodigen, waar ik er, tot mijn verrassing, één van was. De eerste expositie ‘Roemers drieling’ zou plaatsvinden in het prachtige Centrum Beeldende kunst in Amsterdam-Oost en zou daarna verder reizen. Cindy, in dat eerste telefoongesprek vertelde ik je dat ik zojuist een expositie van mijn laatste werk had ingericht en als echte Amsterdamse zei je: ‘O! Dan spring ik nu op de fiets en kom naar je toe!’
‘Dan zie ik je pas over een paar dagen’ zei ik, want het is in Diepenheim, 150 kilometer naar het oosten. Dat vond je toch wat ver en weldra zat je bij mij thuis in Oud West op de bank.
Cindy, je was zo’n kleurrijk persoon, in alle opzichten! Toen je de eerste maal de trap op kwam was je net een jongen van 17, met een basebalpetje op, een zwarte skinny jeans en rode Allstars aan je voeten, terwijl je toen 57 was. Maar je kon er ook heel vrouwelijk uitzien of heel sjiek of in een eigen variant van Surinaamse klederdracht. Je maakte op mij meteen een autonome en doortastende indruk, maar je was ook beleefd en bescheiden.
Slechts 5 jaar heb ik je gekend, maar in die tijd is er van alles met me gebeurd. Mijn werk als beeldend kunstenaar kreeg het kader waar ik al mijn hele leven al naar op zoek was. (Ik ben zelf wit, maar ben opgegroeid in 3 verschillende Nederlandse voormalige koloniën, oa Suriname, en in mijn beeldende werk zoek ik naar de juiste houding ten opzichte van die bepalende periodes in mijn jeugd.) Door jou heb ik beeldend kunstenaar Iris Kensmil leren kennen met wie ik bevriend ben geraakt en graag samenwerk, en ook Chantal Tjin, jouw rechterhand en cultureel producent.
We zijn we heel gemotiveerd om in het Amsterdam Museum een stralende ode aan jou te brengen!
Om een indruk te geven van hoe jij in het leven stond, citeer ik graag degene die jou, naast je familie, het best gekend heeft: je levenspartner Abram de Swaan:
‘Cindy hield van het leven en ze leefde met volle inzet. Ze was, zoals dat in een wat flets Nederlands wel heet, ‘een kleurrijke persoonlijkheid.’ Inderdaad, ze droeg haar meningen en emoties direct en klinkklaar uit. Ze kleedde zich joyeus. Ze chauffeerde onberispelijk en fietste almaar door rood. En ze was een verschijning: rijzig, kaarsrecht en met een levendig gezicht onder een grijzend afrokapsel.
Cindy was uitzonderlijk moedig en wie haar beter kende wist dat ze ook uitzonderlijk beschroomd was. Dat lijkt een tegenstelling, maar er is ook een samenhang.
Zij zou zich erg geschaamd hebben als ze niet zou zeggen wat haar niet beviel of als ze zich niet zou bemoeien met een voorval dat haar niet aanstond. En dus stond ze pontificaal voor de katheder tijdens de wervende toespraak van de nieuwe voorzitter op een bijeenkomst van selecte begunstigers der filmkunst en constateerde dat er verder in de zaal geen donker gezicht te bekennen was.
Wanneer op straat een jongen zijn vriendin stond uit te kafferen of, erger nog, de hand tegen haar hief, stoof Cindy daarop af met geheven paraplu: ‘Weet je moeder wel wat je daar doet!’, en daar had die knul dan niet van terug.
Zij ging graag naar de kerk, ook in het buitenland, en placht na afloop de geestelijke, tot diens verbijstering, indringend aan te spreken op de inhoud van zijn preek.
Het woord van Paulus (1Timotheus 2:11) ‘Een vrouw dient zich bescheiden en gehoorzaam te laten onderwijzen’ was aan haar niet besteed.
Ze ging voor niemand uit de weg. Ze reed eens met de metro op weg naar de Arena, het stadion van Ajax in Amsterdam, en in de wagon zat ook een meute voetbalfans van buiten, die de veelgehoorde kreet aanhief ‘Joden, Joden, Joden aan het gas!’. Iedereen in de coupé hield zich muisstil. Behalve Cindy. Ze stond op, posteerde zich voor de troep en zei met donderende stem ‘Zeg, weten jullie wel wat er uit jullie mond komt. Weet je eigenlijk wel wat je zegt?’ Een van de fans wilde wat terugzeggen. ‘Nee, stil, jullie hebben genoeg geschreeuwd. Nu praat ik’. Daar is moed voor nodig. Geen van die hooligans zei nog wat. Cindy had geveld kunnen worden, niet eens met een slag of stoot, maar met één woord dat iedereen kent en dat op het moment geen van die knullen durfde zeggen. Maar mal was Cindy niet. Bij de volgende halte stapte ze wijselijk uit. Het is allemaal door een medepassagier gefilmd met zijn telefoontje.
Een haaibaai was Kerseborn al helemaal niet. Ze had veel vrienden en hield van gezelligheid en saamhorigheid. Ze was een familiemens en had veel over voor degenen die haar lief waren. Ik, de auteur van dit bericht, kan het weten, want ik was zeventien jaar haar levensgezel.’
Lieve Cindy, een van de laatste keren dat ik je sprak was tijdens Keti Koti in het Oosterpark. We hoopten allemaal op excuses van de koning voor de slavernij, maar die zouden nog 5 jaar op zich laten wachten. (Jij mocht dat niet meer meemaken, maar misschien heb je het daarboven wel meegekregen, dat hij uiteindelijk zelfs het woord ‘vergiffenis’ gebruikt heeft.)
Je vertelde me dat je onze expositie in zijn geheel naar het Brooklyn Museum in New York wilde brengen en dat je op zoek ging naar fondsen.
Alweer stond ik versteld van jouw doortastendheid.
Maar zover mocht het niet komen. In mei 2019 kreeg je de diagnose kanker, en in september van dat jaar overleed je. Aan bijna niemand had je verteld dat je ziek was, je wilde helemaal geen afscheid nemen van het leven, je werkte nog aan een documentaire over Bea Vianen. Je overlijden kwam als een grote schok.
Lieve Cindy, jouw werk is nog niet af. Je had Amsterdam en de wereld nog zoveel te bieden. Je wordt ontzettend gemist. In deze tijd van polarisatie had je nuance, maar ook duidelijkheid kunnen brengen.
Wij willen je heel graag eren en jouw persoon in leven houden met een installatie/expositie in het Amsterdam Museum.
We zijn het Amsterdam Museum, met name Imara Limon, heel erkentelijk voor het vertrouwen dat we krijgen voor dit project.
Lieve Cindy, we doen het samen!
Wendela de Vries, mede namens Iris Kensmil, Chantal Tjin, Abram de Swaan en Jan Onland van stichting Cimaké
Lieve, onvergetelijke Cindy,
In oktober 2014 ging mijn mobiele telefoon. Ik hoorde een keurige stem die mij met ‘u’ aansprak. Je stelde je voor: Cindy Kerseborn, documentairemaker. En je vroeg of ik mee wilde doen aan een expositie rond de bekende auteur Astrid H. Roemer. Je had alles al uitgezocht en geregeld: de lokatie, de vergoeding en de publiciteit en je was bezig in totaal 9 internationale kunstenaars uit te nodigen, waar ik er, tot mijn verrassing, één van was. De eerste expositie ‘Roemers drieling’ zou plaatsvinden in het prachtige Centrum Beeldende kunst in Amsterdam-Oost en zou daarna verder reizen. Cindy, in dat eerste telefoongesprek vertelde ik je dat ik zojuist een expositie van mijn laatste werk had ingericht en als echte Amsterdamse zei je: ‘O! Dan spring ik nu op de fiets en kom naar je toe!’
‘Dan zie ik je pas over een paar dagen’ zei ik, want het is in Diepenheim, 150 kilometer naar het oosten. Dat vond je toch wat ver en weldra zat je bij mij thuis in Oud West op de bank.
Cindy, je was zo’n kleurrijk persoon, in alle opzichten! Toen je de eerste maal de trap op kwam was je net een jongen van 17, met een basebalpetje op, een zwarte skinny jeans en rode Allstars aan je voeten, terwijl je toen 57 was. Maar je kon er ook heel vrouwelijk uitzien of heel sjiek of in een eigen variant van Surinaamse klederdracht. Je maakte op mij meteen een autonome en doortastende indruk, maar je was ook beleefd en bescheiden.
Slechts 5 jaar heb ik je gekend, maar in die tijd is er van alles met me gebeurd. Mijn werk als beeldend kunstenaar kreeg het kader waar ik al mijn hele leven al naar op zoek was. (Ik ben zelf wit, maar ben opgegroeid in 3 verschillende Nederlandse voormalige koloniën, oa Suriname, en in mijn beeldende werk zoek ik naar de juiste houding ten opzichte van die bepalende periodes in mijn jeugd.) Door jou heb ik beeldend kunstenaar Iris Kensmil leren kennen met wie ik bevriend ben geraakt en graag samenwerk, en ook Chantal Tjin, jouw rechterhand en cultureel producent.
We zijn we heel gemotiveerd om in het Amsterdam Museum een stralende ode aan jou te brengen!
Om een indruk te geven van hoe jij in het leven stond, citeer ik graag degene die jou, naast je familie, het best gekend heeft: je levenspartner Abram de Swaan:
‘Cindy hield van het leven en ze leefde met volle inzet. Ze was, zoals dat in een wat flets Nederlands wel heet, ‘een kleurrijke persoonlijkheid.’ Inderdaad, ze droeg haar meningen en emoties direct en klinkklaar uit. Ze kleedde zich joyeus. Ze chauffeerde onberispelijk en fietste almaar door rood. En ze was een verschijning: rijzig, kaarsrecht en met een levendig gezicht onder een grijzend afrokapsel.
Cindy was uitzonderlijk moedig en wie haar beter kende wist dat ze ook uitzonderlijk beschroomd was. Dat lijkt een tegenstelling, maar er is ook een samenhang.
Zij zou zich erg geschaamd hebben als ze niet zou zeggen wat haar niet beviel of als ze zich niet zou bemoeien met een voorval dat haar niet aanstond. En dus stond ze pontificaal voor de katheder tijdens de wervende toespraak van de nieuwe voorzitter op een bijeenkomst van selecte begunstigers der filmkunst en constateerde dat er verder in de zaal geen donker gezicht te bekennen was.
Wanneer op straat een jongen zijn vriendin stond uit te kafferen of, erger nog, de hand tegen haar hief, stoof Cindy daarop af met geheven paraplu: ‘Weet je moeder wel wat je daar doet!’, en daar had die knul dan niet van terug.
Zij ging graag naar de kerk, ook in het buitenland, en placht na afloop de geestelijke, tot diens verbijstering, indringend aan te spreken op de inhoud van zijn preek.
Het woord van Paulus (1Timotheus 2:11) ‘Een vrouw dient zich bescheiden en gehoorzaam te laten onderwijzen’ was aan haar niet besteed.
Ze ging voor niemand uit de weg. Ze reed eens met de metro op weg naar de Arena, het stadion van Ajax in Amsterdam, en in de wagon zat ook een meute voetbalfans van buiten, die de veelgehoorde kreet aanhief ‘Joden, Joden, Joden aan het gas!’. Iedereen in de coupé hield zich muisstil. Behalve Cindy. Ze stond op, posteerde zich voor de troep en zei met donderende stem ‘Zeg, weten jullie wel wat er uit jullie mond komt. Weet je eigenlijk wel wat je zegt?’ Een van de fans wilde wat terugzeggen. ‘Nee, stil, jullie hebben genoeg geschreeuwd. Nu praat ik’. Daar is moed voor nodig. Geen van die hooligans zei nog wat. Cindy had geveld kunnen worden, niet eens met een slag of stoot, maar met één woord dat iedereen kent en dat op het moment geen van die knullen durfde zeggen. Maar mal was Cindy niet. Bij de volgende halte stapte ze wijselijk uit. Het is allemaal door een medepassagier gefilmd met zijn telefoontje.
Een haaibaai was Kerseborn al helemaal niet. Ze had veel vrienden en hield van gezelligheid en saamhorigheid. Ze was een familiemens en had veel over voor degenen die haar lief waren. Ik, de auteur van dit bericht, kan het weten, want ik was zeventien jaar haar levensgezel.’
Lieve Cindy, een van de laatste keren dat ik je sprak was tijdens Keti Koti in het Oosterpark. We hoopten allemaal op excuses van de koning voor de slavernij, maar die zouden nog 5 jaar op zich laten wachten. (Jij mocht dat niet meer meemaken, maar misschien heb je het daarboven wel meegekregen, dat hij uiteindelijk zelfs het woord ‘vergiffenis’ gebruikt heeft.)
Je vertelde me dat je onze expositie in zijn geheel naar het Brooklyn Museum in New York wilde brengen en dat je op zoek ging naar fondsen.
Alweer stond ik versteld van jouw doortastendheid.
Maar zover mocht het niet komen. In mei 2019 kreeg je de diagnose kanker, en in september van dat jaar overleed je. Aan bijna niemand had je verteld dat je ziek was, je wilde helemaal geen afscheid nemen van het leven, je werkte nog aan een documentaire over Bea Vianen. Je overlijden kwam als een grote schok.
Lieve Cindy, jouw werk is nog niet af. Je had Amsterdam en de wereld nog zoveel te bieden. Je wordt ontzettend gemist. In deze tijd van polarisatie had je nuance, maar ook duidelijkheid kunnen brengen.
Wij willen je heel graag eren en jouw persoon in leven houden met een installatie/expositie in het Amsterdam Museum.
We zijn het Amsterdam Museum, met name Imara Limon, heel erkentelijk voor het vertrouwen dat we krijgen voor dit project.
Lieve Cindy, we doen het samen!
Wendela de Vries, mede namens Iris Kensmil, Chantal Tjin, Abram de Swaan en Jan Onland van stichting Cimaké